Wiktenauer logo.png

Page:De Nassavsche Wapen-Handelinge (Adam van Breen) 1618.pdf/14

From Wiktenauer
Jump to navigation Jump to search
This page has been proofread, but needs to be validated.


Aldus sullen in dese nieuwe NASSAVSGE WAPEN-HANDELINGHE, de onervaren Soldaten
bequamelicken konnen onderwesen werden ende gheoeffent: ende achtervolghende dese ordre ende instructie van
sijne Princel. (Princelicke) Excell. (Excellentie) sullen deselfde veerdichlicken de Wapenen konnen handelen/ ende konstelick daer mede omgaen.
Wat aengaet de veranderinghe van wapenen/ soo salmen eerstelicken weten/ dat De Soldaten met de Schilden
sijn gherepresenteert met Schilden/Corseletten sonder Tachetten/ met Moerlioens/ Spiessen/ ende korte stijve Rappie-
ren ofte Pidarmen neffens de sijde hanghende/sonder span-riem/ om deselvighe alsoo in tijde van noodt te gebruycken.
Want als sy in de ghelederen van haere partije zijn/ende de SPiesen deur de lenckte onbequaem sijn om te handelen/
sullen dan de selve quiterende/ haer Schilden met het voorschreven Sijdt-gheweer veerdichlicken aentasten/om daer-
mede haer selven voor alle ongheval/ soo veel het moghelicken is/ te beschermen/ ende hare vyanden te krencken.

Ten tweeden/de Targe-draghers, sijn oock met haer behoorlicke wapenen gerepresenteert/met de Targes/Corse-
letten/Calquetten/Rappieren/gelijck als by de Schilden voornoemt/met een Brassade aen den rechten arm/ende voor
elck been een yseren Scheen-bladt. Dese Targe-dragers haer Calquet alsoo ghesloten zijnde/ ende haer selven achter
de Targes wel gedeckt houdende/ vervolghens de woorden van Commandement/ sullen soo dan bequamelicke(n) op de
Slach-oorden van de Spiessen van hunne Vyanden vallen/ende deselve lichtelicken breken/ sonder veel schade te lij-
den/ door dien dat sy vanden hoofde tot de voeten voor de punten vande Spiessen bevrijdt zijn/ ende tot meer andere
noodelicke saecken ghewapent. Een hoochnoodighe ende loffelicke oeffeninghe: Het welcke alle Princen ende Veldt-
Oversten by de ondervindinghe selve lichtelicken verstaen sullen/ soo dat het onnoodich is hier van wijtloopich te spre-
ken/ende de oorbaerlickheydt met veel ghebleomde woorden te verbreyden. Dit moet ick alleen segghen/ Dat het
Crijchs-volck met dese Wapenen gheoeffent/ int marcheren geenen uytghesonderen wech heeft aen te sien/ maer kon-
nen lichtelicken een padt met gheweldt banen.

Wenschende hier mede/ dat de vruchten van dese nieuwe Oeffeninghen/ uyt de Figurelicke affbeeldinghe ende de
schriftelicke Onderrechtinghe der selver aen te nemen/soo groot moghen wesen/ als wel mijnen yver ende lust is geweest
om dit Boeck vande NASSAVSCHE WAPEN-HANDELINGE aen den dach te brenghen.
Vaert wel/ uyt s'Graven-hage/ Anno 1618

Aenmerckinghe van de Woorden
Schildt ende Targe
Tot vervullinghe van het ledige papier/hebbe ick hier den
onervarenen willen dienen met het rechte beduytsel(?) efi(?) on-
derscheyt van Schildt ende Targe. Eerstelicken moetmen
wete(n)/ Dat wy by het woordeken Schildt verstaen de Wapene(n) in
gedaente van een ronde asse ghemaeckt/en(de) daerom oock an-
ders Rondasse, en(de) die ghene sulcke wapenen draghen Rondassiers
kennen. By de Latijnen ende Griecken wordt een Schildt ghe- fecht/ Clypeus, Aspis, Parma; Dan der welcker faitsoen Pelta een
weynich was verschillende: wesende mede meesten deel rondt/
dan boven aen niet twee halve maenkens uytgeholt ende inge-
sneden. De Figure daer van/ getrocken uyt een oud Marmor-
steen tot Romen/vertoont Lipsius in Analectis. Dat de SChilden
rondt geweest zijn/ ghetuycht Virgilius 11. AEneidos:
-----clypeique sub orbe reguntur. Item III.
Argolici clypei aut Phoebae lampadis instar Et Cato in Originibus: Gracorum clypei rotundi. Anddere veel bewijs-
redenen souden hier komen byghebracht werden/ de welcke by
de handt zijn/ende niet wijt te soecken: Dan wy slaen die voor
by/ om de korticheyts willen.

Ten tweeden/ 'tgeen hier Targe ghenaemt werdt/heeft groo-
te ghemeenschap (mijns bedunckens) met het Roomsche Scu-
tum het welcke lanck-werpich was. De vooernoemde Poeet
Aencidos VIII.
----- scutis protecti corpore longis.
Dit Scutum was (na de beschrijvinghe van Livius) aen het opper-
ste eynde waer mede den borst en(de) de schoudere(n) gedeckt werden/
effen kantich ende niet rondt: beneden wat rontachtich afloo-
pende. De Schilden der Africaner sijn dese niet onghelijck ghe-
weest/ by haer Cetrae ghenaemt: De welcke by de Spangiaerts
oock int gebruyck gheweest hebben. Dat dese Scuta ende Cetrae
groot ende licht gheweest hebben/kan met affnemen uyt de ge-
tuygenissen der ouder Schrijvers. Da(n) de Spangiaerts schrijft
Livius lib. XXXI dat sy rustende ende leggende op hare schilden/de
rivier over geswommen sijn. Ammianus Marcellinus lib. XVI ver-
haelt dierghelijcke Historie. Soo dat onghetwijfelt de Ouden
haer schilden ghemaeckt hebben van lichte materie/ soo van
ghebreyde koorden als van hout/wilge rijskens/ en(de) teenwerc.
De Hooch-Duytschen hebben mede sodanige schilden gehadt/
waer van Tacitus De moribus Germanorum getuycht. En(de) zijn noch
by haer niet langer dan CCCC jaeren (400) gheleden int ghebruyck
gheweest. Tyrol Scotus in Paraenesi ad filium suum Fridebrandum §30.

Da hurt gegen hurte dringet.
Dat beteycke(n)t/ schilt tegen schildt dringet. By ons is Hurde of
Horde ghenoech bekent. Voorder bespeuren wy klaerlicken uyt
de Monumenten/dat dese Horde ofte dit koorde werck bekleet
ende overtrocken is gheweest/ met vellen ende huyden va(n) bee-
sten: Welck leer daer vast op ghelijmt werde. Ausonius:
Tergora dic clypeis accommoda quid faciat ? glux.
Polybius beschrijft der Romeyne(n) Scuta seer nettekens/en(de) op hem
handelt daer van geleerdelick Lipsius De militia Romana lib. III.
Dial. II. Siet hem daer/ ende noch in Analectis. Dan dese Huy-
den/of Tergora, meyn ick dat by de Italiaene(n) Targa, by de Span-
giaerts Tarja, by de fransoysen Targe gebleve(n) is.dat een Schilt
beteeckent. Ende dit woordt Targa, is by de laaste ende verba-
sterde Griecken in ghebruyck gheweest: ghelijck als dat ghe-
tuyghen Glossae Graeco-Bararae. By de schrijvers oock mede die
in 't Latijn gheschreven hebben ontrent over CCCC jaeren (400)/is
dit woordt Targia int ghebruyck. Iacobus de Vitraco, Acconensis
Episcopus, in Historia Orientali: Cum clypeis quas targias appellant. De
Targes van sijne Princel. (Princelicke) Excell. (Excellentie) sijn mede van teenen-werck
met leer overtrocken. Het welck ick D.E. jonstige Leser/ hier
om redenen hebben willen vermanen. Vaert wel/ ende neemt het
selfde in danck.
LOF-